Wordt de dubbele helix in beweging gebracht, dan bewegen zich de buitenste- en de hiermee verbonden binnenste spiralen op een manier waardoor het menselijk oog een op- en neerwaartse beweging waarneemt. Ook het tweedimensionale schaduwbeeld nemen wij waar alsof het in tegengestelde richting loopt. In werkelijkheid voltrekt zich deze draaibeweging in een constant vlak, hetgeen inhoudt dat elk punt van de dubbele spiraal steeds dezelfde hoogte behoudt. Zoals bij de slinger, hier evenwel in een ronddraaiende beweging, ervaren wij het universele principe dat elk stijgen ook een dalen inhoudt én omgekeerd.